geschiedenis

10 oktober 2009

Ovaal: <

 
In Franeker is de grond in 1826 kadastraal opgemeten en toen zijn ook de bijbehorende registers opgemaakt. Alle percelen zijn van een eigen kadastraal nummer voorzien om ze in de registers te kunnen benoemen. De gemeente zelf is daarbij in "secties" verdeeld. In dat jaar was de nieuwe begraafplaats nog niet in gebruik, maar de grond was al wel eigendom van de stad. Het kadaster is in 1832 ingegaan; toen was de nieuwe begraafplaats al wel in gebruik genomen.
 
  Volgens het kadaster waren de stukken 194 en 197 in het bezit van Paulus Everts Scheltema, koopman te Franeker. De stukken 195, 195a en 196 waren eigendom van de gemeente. 195a was "water" en moet dus gezien worden als de sloot rondom de begraafplaats. De stad heeft indertijd dus het middelste gedeelte van de terp gekocht. Uit de tekening kan worden afgeleid dat aan de weg vóór de begraafplaats een voorruimte is gereserveerd. Deze moest er voor zorgen dat bij begrafenissen de Harlingerweg niet werd geblokkeerd, maar ook dat bij begrafenissen de toegang voor lijkkoetsen gemakkelijk zou zijn. In het patroon van de grillig verlopende perceelgrenzen is de voormalige terp goed herkenbaar.  
    In het midden van de 19de eeuw werd de infrastructuur van de stad verbeterd door de aanleg van een rechte doorgaande weg tussen Harlingen en Leeuwarden. Deze werd technisch uitgevoerd volgens een procédé waar de Schot Mac Adam patent op had. Daaraan ontleende die weg de naam Macadamweg. Kenmerkend voor het tracé was het feit dat de weg zich niets aantrok van de bestaande percelering. Wel werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande weg.  
  Dit laatste was uiteraard het geval bij de directe aansluiting op de stad. Bochten in de bestaande weg werden waar mogelijk afgesneden. De aanleg van de nieuwe weg veroorzaakte dus het ontstaan van smalle reststroken van doorsneden percelen. Het is opmerkelijk dat daarbij vaak de oude perceelgrenzen bleven bestaan. Bij de Algemene Begraafplaats is goed te zien hoe de nieuwe weg een deel van het voorterrein afgesneden heeft, maar dat er desalniettemin voldoende ruimte overbleef voor het functioneren ervan.  
    Om de kosten van de nieuwe weg te bestrijden werd op de weg tol geheven. Daartoe werd onder anderen aan de westkant van de stad een tolhuis met slagboom over de weg gebouwd. De plaatsing ervan was zodanig, dat de begraafplaats vanuit de stad gezien nog net binnen de stedelijke tolzone lag. De smalle strook grond tussen de nieuwe en de oude weg werd gebruikt voor de bouw van het huis. Ook recht over het midden van de begraafplaats kwam op die strook een huis te staan. (zie ook foto op de homepagina)  
    Op de in 1872 verschenen kaart van Franeker in de gemeenteatlas van Kuijper valt de hiervoor beschreven situatie goed te herkennen. De perceelgrenzen zijn weggelaten, maar wel is de rechthoekige vorm van de begraafplaats met zijn oprit te zien. Deze kaart is tevens het bewijs dat de ingang van het terrein toen in de middenas van de rechthoek lag. Ook blijkt eruit dat perceel 193 ten noorden van de hof nog niet tot de begraafplaats behoorde. De toegangen vanaf de Harlingerweg naar het Vliet en de Leane staan er minder goed op gegraveerd.  
  Voor het vaststellen van het benodigde oppervlak heeft het stadsbestuur zich bij de kerkvoogden laten informeren over de ervaringen omtrent de hoeveelheid begravingen in de kerk en op het kerkhof per jaar.

Een ander belangrijk aspect was het feit dat door het sluiten van de begraafplaats in de stad veel mensen de rechten verloren die zij bezaten ten aanzien van het begraven van lijken in hen toebehorende graven op de gesloten begraafplaatsen. Om deze mensen niet in hun rechten te beknotten, gaf de stad aan hen gratis grafplaatsen op de nieuwe begraafplaats uit naar rato van het aantal graven dat zij in de kerk en of op het kerkhof bezaten.

Daarna werden de graven tegen betaling uitgegeven. Alles met dien verstande dat het grafregister om de tien jaar herzien moest worden. Deden de eigenaren dat niet, dan vervielen de plaatsen weer aan de stad met alle rechten van dien. Overigens kocht men niet de grond, maar het uitsluitend recht om op de desbetreffende plaatsen lijken bij te zetten. De stad bleef juridisch eigenaar van de grond. Wel behoorde tot de rechten het plaatsen van een gedenkteken.

 
  Met de overige beplanting kreeg de plek een parkachtige allure. Bij het uiteindelijke ontwerp voor de indeling van de gegraafplaats is men uitgegaan van een zuiver rechthoekige indeling op een niet geheel rechthoekig vlak. Men heeft aan de achterzijde een gerend stuk grond gelaten voor wat hij was. Daar kon men de benodigdheden voor het onderhoud van de hof opbergen.
Vervolgens paste men vakken af van steeds 50 graven in de lengte en 9 graven in de breedte. Tussen de vakken werden paden aangelegd. Ook in de breedte werd de plaats in vakken verdeeld, aan beide zijden negen graven breed. Tussen de vakken kwam het binnenpad te liggen. Langs de buitenkanten van de vakken als geheel werd eveneens een pad gelegd. Daarmee benaderde men de intentie van de indeling van het Martinikerkhof met zijn omgangspad en graven die in reeksen waren uitgelegd. Uit de kadastrale kaart van 1876 kan worden opgemaakt, dat er toen nog geen "baarhuisje" op het terrein stond.
Langs de taluds werden rondom iepen geplant, evenals langs het oprijdpad. Deze bomen sloten aan op die langs de Harlingerweg. Ze dienden als windvang voor de omheinde ruimte. Singels genaamd.
 
      De uitgifte van de graven gebeurde gestructureerd, beginnend vanaf de middenpaden tussen de vier grote vakken. Per vak een eigen telling, waarbij nr. 1 steeds bij het kruispunt lag. De telling volgde dan het middenpad, rij na rij, steeds weer bij het middenpad beginnend. In eerste instantie werden de graven uitgegeven aan hen die rechten op de oude begraafplaats bezaten. Op vak A waren dat voor 95% vervangingen voor graven binnen de kerk. Op vak B voor graven op het kerkhof buiten de kerk. Zo bleef ook op de nieuwe begraafplaats het standsverschil binnen de maatschappij bestaan. In de grafboeken staan bij deze graven geen data van uitgifte. Wel bij die, die later rechten verwerven.  
  Jaarlijks werden er vele nieuwe graven uitgegeven met als gevolg dat de vakken "vol" raakten. Kort na 1890 was die situatie bereikt. Om weer ruimte te creëren heeft het stadsbestuur toen besloten na te gaan welke eigenaren hun laatste "contributie" hadden betaald en welke niet.  Hierna heeft men de aan de stad vervallen graven geruimd en de gedenktekens verwijderd. Voorts werd nagegaan wie van hen die nog geldige rechten bezaten met die actie mee wilden doen en wie bij de nieuwe indeling die rechten wilden continueren. Bij deze ingreep werd de feitelijke indeling niet gewijzigd, en als zodanig konden de nog in rechte staande graven op hun plaats onaangeroerd blijven. Wel werd de grond ten zuiden van de singel bij de begraafplaats getrokken en kwam de zuidgrens dicht bij de Harlingerweg te liggen. Het zal duidelijk zijn dat in dit kader een nieuwe set grafregisters werd aangelegd, beginnend in 1894.  
    Omstreeks het eind van de Eerste Wereldoorlog werd ten westen van de singel de begraafplaats over de volle lengte naar het westen uitgebreid. De daarbij behorende set grafregisters dateren uit 1918. Op een kaart van omstreeks 1920 is de omschreven  stedebouwkundige situatie nog goed herkenbaar. Nieuw is aan de westzijde de spoorban van het Noord Fries Locaalspoor. Voorts kan worden vastgesteld dat door de aanleg van de Kamstrabuurt ten zuiden van de Macadamweg Het beloop van de oude Harlingerweg is verdwenen, met uitzondering van het deel naast de spoorbaan. Het tolhuis komt er ook niet meer op voor, wel het huis recht tegenover de begraafplaats.Tevens staat op de kaart het "baarhuisje" aangegeven.  
      Na enige tijd zag de gemeente zich opnieuw genoodzaakt ruimte te maken op de begraafplaats om aan de wettelijke plicht in dezen te voldoen. In het midden had men nog gelegenheid naar het westen uit te breiden, maar daarmee raakte de gemeente in directe zin op het eind van de uitbreidingsmogelijkheden. Wel werd nog wat grond gewonnen door de voorheen in stand gehouden singels om de eerste vier vakken te kappen en de bijbehorende sloten te dempen.
Ook die herinrichting kenmerkt zich in een nieuwe set grafregisters uit omstreeks 1925.
 
    De topografische kaart van 1932, verkend in het eind van de twintiger jaren geeft een beeld van een sterk naar het westen uitgebreide begraafplaats. Hierin herkent men dat perceel 194 aan de begraafplaats is toegevoegd. Daarmee had men ruimte gecreëerd door uitbreiding van het oppervlak. De sprong in de westgrens aan de Harlingerweg is buiten de bestemming begraafplaats gehouden met als doel hier een beheerderwoning te bouwen. Op de kaart staat nog het huis recht tegenover het oude gedeelte van de begraafplaats. De kaart wekt de indruk dat ook het hiervan ten westen gelegen perceel bij de begraafplaats is getrokken. Dat is echter niet het geval. Mogelijk is dit een camouflage.  
         
    De nieuwe stedenbouwkundige ontwikkelingen ten westen van de stad maakten het mogelijk dat de stad in het bezit kwam van de daar gelegen gronden. Het ten noorden van de begraafplaats gelegen perceel 193 is toen deels als uitbreiding bij de begraafplaats getrokken. De nieuwe, overigens reeds bestaande, perceelgrens werd tot sloot vergraven en in verbinding gebracht met een bestaande afwateringssloot. Uit deze  kaart blijkt overduidelijk dat de kaart van 1932 de begraafplaats te groot heeft aangegeven. Voorts blijkt eruit dat de Parklaan bestaande kavelsloten volgt. Goed is te zien hoe de Burgemeester Dijkstraweg als rondweg iets westelijk van de Dreeslaan ligt, waarbij in de smalle strook relicten van de oude verkaveling liggen.  
    Op de luchtfoto van vóór 1975 kan men de hiervoor beschreven situaties goed volgen in het beloop van de paden en in de structurering van de ligging der graven. Voorts moet worden opgemerkt dat omstreeks de tijd van de aanleg van de rondweg de Harlingerweg naar de noordzijde is verbreed, waarmee het oude voorterrein nog meer is geslonken. De begraafplaats heeft toen langs de weg een nieuw hek gekregen, dat het resterende voorterrein van de weg heeft afgesloten.